Een van de inwoners van Caesarea was een centurio van de Italiaanse cohort, die Cornelius heette. Hij was een vroom man die, net als zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf rijkelijk aalmoezen aan het volk en bad veelvuldig tot God. Op een dag kreeg hij omstreeks het negende uur een visioen, waarin hij duidelijk zag hoe een engel van God zijn huis binnenkwam. Hij hoorde hem zeggen:
‘Cornelius!’ Hij staarde de engel verschrikt aan en vroeg:
‘Wat is er, heer?’ De engel antwoordde:
‘Je gebeden en aalmoezen zijn door God als offer aanvaard. Stuur daarom een paar van je mannen naar Joppe om Simon te halen, die ook wel Petrus wordt genoemd. Hij verblijft bij een leerlooier die eveneens Simon heet en in een huis aan zee woont.’ Toen de engel die met hem had gesproken was weggegaan, liet Cornelius twee dienaren bij zich komen en een vrome soldaat uit zijn gevolg. Nadat hij had uitgelegd waar het om ging, stuurde hij hen naar Joppe.
De volgende dag, nog voordat de afgezanten van Cornelius in Joppe waren aangekomen, ging Petrus omstreeks het middaguur naar het dak van het huis om daar te bidden. Maar hij kreeg honger en wilde iets eten. Terwijl er eten voor hem werd klaargemaakt, werd hij gegrepen door een visioen. Hij zag hoe vanuit de geopende hemel een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek aan vier punten op de aarde werd neergelaten. Op het kleed bevonden zich alle lopende en kruipende dieren van de aarde en alle vogels van de hemel. Hij hoorde een stem zeggen:
‘Ga je gang, Petrus, slacht en eet.’ Maar Petrus antwoordde:
‘Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit iets gegeten dat verwerpelijk of onrein is.’ En voor de tweede maal hoorde hij de stem:
‘Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.’ Tot driemaal toe hoorde hij de stem, en direct daarna werd het voorwerp weer in de hemel opgenomen. Petrus vroeg zich verbijsterd af wat de betekenis kon zijn van het visioen dat hij had gezien. Juist op dat moment arriveerden de afgezanten van Cornelius bij de poort, nadat ze overal navraag hadden gedaan naar het huis van Simon.